De eerste dag in Cornwall
De eerste ochtend in Cornwall schoof ik met angst en beven de gordijnen open, er was erg slecht weer voorspeld. Het was nog min of meer donker, maar het werd wel duidelijk dat het niet meer grijs was. Even later kwam het blauw te voorschijn, ons goed-weer-plan kon dus uitgevoerd worden, overigens niet na een degelijk engels ontbijt met spek, ei, bonen, tomaten, champignons (nee ik heb ze niet opgegeten), worstjes en een aardappelkroketje.
Ons goed-weer-plan was een eind te gaan lopen naar het westen. Het eerste stuk was niet bijzonder interessant, het liep langs de grote weg door een vissersstadje. Na zo’n anderhalf uur lopen kwamen we in het stadje Mousehole. Dat is een schattig stadje met leuke nauwe steegjes en een klein haventje. Helaas was er net een tourincar vol toeristen gearriveerd, dus het was er erg druk. We zijn er maar snel doorheen gelopen. Na Mousehole begon het leuke gedeelte van het kustpad: smalle leuke paden, door een afwisselend landschap, maar meestal hoog in de rotsen langs zee. De rotsen lopen daar meestal vrij stijl naar beneden, in zee. Bovenop, waar we liepen, was het voornamelijk begroeid met heide en varens (een echte engelse moor).
Na een uur lopen kwamen we in de eerste Cove, een plek waar een riviertje de zee in stroomt en er dus een diepe inham is in de rotsen (afdalen!). In Lamorna Cove hebben we wat gedronken en daarna zijn we van het kustpad afgeweken, want we wilde nog wat stenen bewonderen iets dieper landinwaards. We liepen door de Cove omhoog, door een prachtig bos. Vervolgens kwamen we op de countryside, tussen de koeien. Daar in een weiland stonden twee stenen (standing stones) opgezet door de kelten zo’n 4000 geleden. Een veld verder was datgene waar het ons om begonnen was: een steencircel (denk aan stonehenge, maar dan iets kleiner en vooral veel minder toeristisch). Deze steencircels heette de merry maidens. De legende zegt dat het 19 maagden waren die aan het dansen waren op sabbath en toen in stenen veranderd werden. We hebben er heerlijk zitten picknicken, op een stenen muurtje, in de zon. Het weer was overigens prachtig gebleven en alle jassen en truien waren tijdens deze wandeltocht al snel uit, we konden tot vijf uur in ons T-shirt lopen.
Na onze picknick zijn we weer teruggelopen naar het kustpad. Dat ging niet even soepel. Op mijn (goede topografische) kaart stonden prachtige wandelpaadjes getekend, maar dan bleek aan het eind van het weiland waar ze doorheen liepen een dicht hek te zijn. Dat werd dus klimmen. Uiteindelijk kwamen we in een bos bij de volgende Cove, maar daar liep ons pad dood in een achtertuin van mensen. We hadden geen zin om weer terug te gaan, dus zijn we langs het huis geslopen en door de voortuin en het tuinhekje naar de weg geslopen, waar ook het kustpad bleek te lopen. Dit was trouwens een prachtig stukje Cornwall, het bos leek wel een tropisch regenwoud, het beekje kwam in een waterval naar beneden, en de paar huisjes (cottages) die er stonden hadden prachtige tuinen. In één tuin stond er zelfs een bananenboom met bananen eraan. Jammer genoeg waren we er snel doorheen.
Vanaf hier hebben we een heel stuk door de rotsen gelopen door de volgende cove. De kust werd hier steeds ruiger, met prachtige rotsformaties die in zee uitmonden, en waar de golven op kapot sloegen. De zee was nog steeds erg wild. We zagen heel wat vogels op rotsen in zee (voornamelijk meeuwen en aalscholvers), en één keer zagen we een roofvogel (ik denk een bruine kiekendief) dichtbij op een rots. Het pad werd ook steeds ruiger, we moesten vaak over rotsen klauteren en door de modder ploegen. Bij de volgende cove kregen we een hele steile afdaling, en vervolgens moesten we ook weer steil omhoog. Dat geintje herhaalde zich een halfuur later weer, dus we waren inmiddels wel goed moe (en vies). We moesten een beetje doorlopen, want we wilden met de bus terug en konden dus de laatste bus niet missen. Uiteindelijk arriveerden we toch nog veel te vroeg op ons eindstation voor die dag, Porthcurno, een cove met een dorpje en een leuk strand waar er zowaar nog mensen aan het zwemmen waren. Er waren ook veel surfers. Natuurlijk zijn we meteen op zoek gegaan naar schelpen, maar die waren er niet te vinden. Helaas.
Rond kwart over vijf liepen we terug van het strand naar de bushalte, toen we in de verte de bus opeens aan zagen komen, veel te vroeg. Dat werd dus een enorme sprint, en we haalden hem gelukkig nog net. De bus maakte overigens een stevige omweg terug naar Penzance. We gingen eerst nog verder naar het westen, naar het uiterste westpuntje van het britse vasteland, Lands end. Dat was een heel leuk ritje. Bij Land’s end zou de bus een kwartier blijven staan, dus we konden er even uit om wat foto’s te nemen. Toen we terugliepen, ruim op tijd, zagen we de bus opeens wegrijden, en bleven we staan, in een verlaten stukje Engeland…. Gelukkig bleek dit een grap van de buschauffeur te zijn, de bus was twee minuten later weer terug, en we konden gelukkig meelachen met de chauffeur, die echt heel veel lol had om onze gezichten.
Vervolgens reden we terug naar Penzance, niet via de hoofdweg, maar via zo smal mogelijke binnenweggetjes, waarbij we elk gehucht aandeden. Uiteindelijk waren we na een busrit van ruim een uur terug in Penance. Daar hebben we nog wat gegeten, om vervolgens vroeg naar bed te gaan. We hadden 13 mijl (20 km) gelopen over een gedeelte van het kustpad dat in de reisgids als strenuous (heel moeilijk) werd aangeduid, dus we waren erg moe.